12 februari 2021
Beantwoording vragen t.a.v. standplaatsvergunning
beantwoording vragen art. 34 RvO - standplaatsvergunning Scheldeplein op woensdag
Geachte fractie,
Ter beantwoording van de gestelde vragen delen wij u het volgende mee.
1. In de betreffende APV staat dat het gewenst is om beleid te formulieren voor het verlenen van standplaatsvergunningen met het oog op bescherming van:
a) De openbare orde
b) Het voorkomen of beperken van overlast
c) Het uiterlijk aanzien van de omgeving
d) De verkeersvrijheid of -veiligheid
e) Een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse
Waarom was er, op basis van deze vijf hierboven genoemde punten, voor de Gemeente Vlissingen reden om aan de betreffende ondernemer geen vergunning te verlenen voor een standplaats op woensdagen op het Scheldeplein?
antwoord: het standplaatsenbeleid is een aanvulling op de reguliere detailhandel die er in winkels in Vlissingen zijn. In het beleid is opgenomen dat de verlening van een standplaatsvergunning de bestaande detailhandel niet in gevaar mag brengen. Dit geldt zeker als er nog 1 of 2 gelijksoortige bedrijven in dezelfde branche actief zijn. Daar doelt het criterium onder e. op: bescherming van een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse.
2. In dezelfde APV staat een overzicht van de locaties in stad en dorpen hoeveel en voor welke branche een standplaatsvergunning wordt verleend. Waarom houdt de Gemeente Vlissingen vast aan deze aantallen per branche en betoont zij geen flexibiliteit en welwillendheid om hiervan af te wijken en toch een vergunning te verlenen?
antwoord: op korte loopafstand van de beoogde standplaats zijn enkele detailhandelsbedrijven gevestigd die kaas, vleeswaren, delicatessen en/of kant en klare maaltijden te koop aanbieden. Ter bescherming van het verzorgingsniveau hebben wij daarom alleen op de vrijdagmarkt en via een standplaatsvergunning op zaterdag in een extra verkooppunt voorzien. Een goede uitvoering van het standplaatsenbeleid heeft niets met een gebrek aan flexibiliteit of welwillendheid te maken. Maar wel met gelijke kansen voor iedereen.
3. Hoe geeft de Gemeente Vlissingen inhoud aan het faciliteren en stimuleren van vooruitstrevend ondernemerschap door aan deze ondernemer geen standplaatsvergunning te verlenen op woensdagen op het Scheldeplein?
antwoord: het aantal leegstaande detailhandelspanden in Vlissingen is groot. Het kan voor een vooruitstrevende ondernemer een uitdaging zijn een leegstaand detailhandelspand in gebruik te nemen. Daarmee kan die ondernemer voorzien in een welkome toevoeging aan het bestaande areaal detailhandel. Elke ondernemer moet immers in staat zijn op een eerlijke en gelijkwaardige wijze te concurreren met de andere ondernemers. Het bestaan van die andere bedrijven mag door vergunningverlening voor een standplaats niet ondermijnd worden. Het op meer dan 1 dag ophalen van omzet dat ten koste gaat van de omzet van die andere bedrijven past niet binnen het vastgestelde standplaatsenbeleid.
4. Deelt het college, met de SGP, de mening dat de aanwezigheid van een verkoopwagen op woensdagen op het Scheldeplein meer reuring brengt in de binnenstad en dat dit ook goed is voor de ondernemers in de (directe) omgeving van het Scheldeplein?
antwoord: nee, zie hiervoor.
5. Is de Gemeente Vlissingen bereid om de afwijzing van deze aanvraag voor een standplaatsvergunning te heroverwegen?
antwoord: nee. In de eerdere aanvraag van de ondernemer voor het toestaan van een detailhandel-ondersteunende standplaatsen hebben wij afgewezen. In die aanvraag hebben wij geen individuele of algemene argumenten aangetroffen die een afwijking van het beleid kunnen rechtvaardigen. Het maken van een beleidskeuze vraagt overigens om een bredere blik dan alleen de behartiging van een individueel belang. Uiteraard is daarvoor, naast een eigen afweging ook samenspraak met andere belanghebbenden, zoals de Vlissingse Ondernemerscentrale [VOC], nodig.
Wij vertrouwen er op u hiermee voldoende te hebben ingelicht.
Hoogachtend,
burgemeester en wethouders van Vlissingen,
de secretaris, de burgemeester,
mr. drs. ing. M. van Vliet drs. A.R.B. van den Tillaar
Behandeld door C.M. Luteijn
Naar onze mening is het niet aan het gemeentebestuur om te bepalen hoe en op welk gebied ondernemers concurrent-collega’s van elkaar kunnen zijn. Ondernemerschap en reuring in binnenstad horen te worden gefaciliteerd, niet tegengewerkt!