22 februari 2018

Beantwoording vragen betreffende zorgen om de pleegzorg

Beantwoording schriftelijke vragen artikel 34 inzake Onvoldoende afstemming begeleiding rond
pleegzorggezinnen

De inleiding is te vinden in het gerelateerde bericht!

Geachte mevrouw/heer,

Naar aanleiding van de door uw fracties ingediende vragen ex artikel 34 RvO informeren wij u als volgt.

Vraag 1.
Bent u op de hoogte van hiaten in de afstemming tussen verschillende externe begeleiders rond een gezin wat zich inzet in het bieden van pleegzorg aan één of meer kinderen/
jongeren?
Ons antwoord
Ter inleiding benoemen wij graag dat eind 2015 de Zeeuwse gemeenteraden de nota “Pleegzorg in Zeeland” hebben vastgesteld en de ondersteuning van belangenorganisatie
Pleegoudersupport Zeeland van de provincie hebben overgenomen. Om het pleegzorgbeleid te stimuleren en te volgen is een Zeeuwse klankgroep opgericht die 5 keer per jaar overlegd en actiepunten uitwerkt. Aan het overleg nemen alle in Zeeland werkzame pleegzorgaanbieders deel (Juvent, Timon, William Schrikker), Pleegoudersupport Zeeland,
Intervence en gemeenten. De belangrijkste resultaten van de afgelopen 2 jaar zijn: een regeling voor bijzondere kosten, het gezamenlijk innovatietraject Safer Caring, tariefverhoging voor pleegzorg vanaf 2017, afspraken over pleegzorg 18+,
informatiebijeenkomsten voor de gemeentelijke toegangen en bijdragen aan de jaarlijkse Week van de pleegzorg. Vanuit elke Zeeuwse subregio zijn daarnaast vanuit de gemeenten
bestuurlijke ambassadeurs benoemd die zich gevraagd en ongevraagd inspannen voor pleegzorg. De afstemming en samenwerking op beleidsniveau gaat dus steeds beter.
Dat wil niet zeggen dat rond individuele pleeggezinnen nooit hiaten in de afstemming kunnen voorkomen. Die kans wordt groter naarmate een casus complexer is en meer partijen zijn betrokken. Dit kan weer gevolgen hebben voor het verloop van een plaatsing, waarbij voortijdige beëindiging (“breakdown”) de meest negatieve uitkomst voor zowel kind
als pleeggezin is. Wij zijn van mening dat dit zoveel mogelijk moet worden voorkomen. In Zeeland zijn ruim 500 pleeggezinnen met ongeveer 670 pleegkinderen in huis. Het
onderzoek van de studenten is in opdracht van Pleegoudersupport Zeeland. Het betreft 3pleeggezinnen en is op te vatten als een proeve uit de praktijk. Wij zullen de uitkomsten analyseren en meenemen in het Zeeuws pleegzorgoverleg en kijken welke verbeterpunten op het terrein van de afstemming rond een gezin kunnen worden opgepakt.

Vraag 2
We menen dat hiermee niet voldaan wordt aan het kader “één gezin, één plan en één begeleider”. Vanuit de controlerende rol van de raad stellen we dan ook de vraag: erkent en herkent u dit, hoe komt dit en wat gaat u eraan doen om deze norm wel te halen?
Ons antwoord
“Een gezin, een plan en een begeleider” is een leidend principe dat in de praktijk vorm gegeven moet worden. Niet alleen bij pleegzorg, maar bij alle vormen van jeugdhulp. De praktijk van pleegzorg is daarbij uniek omdat hierbij eigenlijk meer gezinnen een rol spelen: het pleeggezin èn het gezin van herkomst. Voorts kan sprake zijn van voogdij bij een andere
partij, zoals de gecertificeerde instelling. Bij vrijwillige pleegzorg speelt de gemeentelijke toegang een eigen rol. En de uitvoerend pleegzorgmedewerker werkt weer voor een
pleegzorgaanbieder. Deze veelheid aan betrokkenen kan een goede regievoering parten spelen en wij herkennen met u dat dan “Een gezin, een plan en een begeleider” onder druk kan komen. Wij zullen dit punt ook in het Zeeuws klankbordoverleg toetsen. Hierbij is onze inzet erop gericht dat vanaf de start van een plaatsing de ontvangende pleegouders beter in
positie worden gebracht en dat casusregisseurs hun positie in gelijkwaardigheid meenemen.

Vraag 3.
Wij menen te moeten constateren dat we hier te maken hebben met een structureel probleem (mede op basis van bevindingen van pleegouders) en dus niet van een incident.
Bent u dit met ons van mening en verbindt u hieraan de conclusie dat maatregelen met hoge urgentie noodzakelijk zijn?
Ons antwoord
Gegeven de reikwijdte van het onderzoek zijn we terughoudend om dit voor alle 500 Zeeuwse pleeggezinnen van toepassing te verklaren. Maar we doen het ook niet af als
incident, mede omdat we juist met Pleegoudersupport Zeeland en de aanbieders werken aan verbeteringen. Onze conclusie is dat wij het onderzoek goed zullen bestuderen.

Vraag 4.
Indien u hier eveneens een structurele en urgente vraagstelling herkent, welk nader onderzoek gaat u uitvoeren, welke maatregelen gaat u vervolgens nemen binnen welke
termijn?
Ons antwoord
Zoals gezegd zullen wij het onderzoek agenderen in het Zeeuwse pleegzorgoverleg en bepalen of nader onderzoek nodig is (bijv. monitoring bij gezinnen) en welke afspraken
aanpassing behoeven binnen welke termijn.

Vraag 5.
Op welke wijze betrekt u, naast de zorg aanbiedende jeugdinstellingen, ook belangenverenigingen hierbij, zoals bijv. Pleegzorg Support Zeeland?
Ons antwoord
Pleegoudersupport Zeeland is ten zeerste betrokken bij het Zeeuwse pleegzorgbeleid omdat het als gelijkwaardig lid aan tafel zit in het overleg van gemeenten en pleegzorgaanbieders.
Ondermeer heeft Pleegoudersupport de innovatieve methodiek Safer Caring aangereikt en ervoor gelobbyd dat aanbieders dit hebben overgenomen en de gemeenten dit financieren. Ook organiseren zij mede voorlichting over pleegzorg voor medewerkers van gemeentelijke toegangen. Verschillende andere suggesties van Pleegoudersupport
worden nog bekeken.

Vraag 6.
Herkent u de noodzaak dat pleegouders baat hebben bij voldoende en actuele informatie over regelingen (die in korte tijd kunnen wijzigen). Heeft de gemeente een directe rol daarin of faciliteert de gemeente hierin bijv. Pleegzorg Support Zeeland?
Ons antwoord
Wij beamen de behoefte aan voldoende en actuele(juridische) informatie over regelingen. Niet alleen bij pleegouders maar ook bij professionals die minder direct betrokken zijn bij
pleegzorg. De gemeente heeft geen directe rol maar is opdrachtgever voor de uitvoerende partijen en vindt dat die kennis daar aanwezig moet zijn: bij betrokken pleegzorgbegeleiders, voogden en toegangsmedewerkers. Deskundigheidsbevordering kan hierin een rol spelen.
Daarnaast subsidieert de gemeente de stichting Pleegoudersupport Zeeland voor zijn activiteiten.
Een belangrijke pijler hierin is de informatieverstrekking en ondersteuning van pleegouders. De stichting geeft voorlichting over allerlei aspecten van pleegzorg (financiën, regelingen, omgaan met organisaties, etc.). Knelpunten of trends in vragen van pleegouders worden in de verschillende overleggen met organisaties teruggekoppeld en opgevolgd.

Vraag 7.
Bent u het met de vragenstellers eens dat juist pleegouders geen vragen zouden moeten hebben over/van begeleidende instanties en gemeente, daar het staand beleid van de
gemeenten is om het opgroeien van kinderen zoveel als mogelijk plaats te laten vinden in “gewone gezinnen” en dat pleegzorg al complex genoeg is van zichzelf (dat zouden
instellingen en gemeenten niet nog complexer moeten maken). Welke verbeteracties gaat u in uitvoering nemen om meer maatwerk te bieden op dit gebied?
Ons antwoord
Als wij uw vraag goed duiden zijn wij met u van mening dat pleegouders waar mogelijk ‘ontzorgd’ moeten worden van extra drempels en bureaucratie. Binnen de klankbordgroep
bespreken wij de informatiebehoefte regelmatig. Als mogelijke oplossing is het idee geopperd een informatiepunt voor zowel ouders als medewerkers van gemeenten en organisaties in te richten. Dit idee wordt verder verkend.

Vraag 8.
Welke inspanningen voerde u uit om de regeldruk m.b.t. pleegzorg te (laten) verminderen en welke maatregelen bent u voornemens uit te gaan voeren?
Ons antwoord
Deze vraag vult uw vorige aan. Bij het onderwerp regeldruk speelt het gegeven dat veel regels landelijk gelden en zijn gebaseerd op wettelijke verplichtingen of richtlijnen. Deze zijn
lastig te veranderen vanuit de regio. Oplossingen om Zeeuwse pleegouders te ontzorgen liggen daarom eerder in verbetering van eigen procedures bij het tot stand komen van plaatsingen en de begeleiding en informatievoorziening daaromheen. Dit zullen wij in samenwerking met de partners nader bespreken.

Vraag 9.
Wij willen ook aandacht vragen voor de informele pleegzorg, netwerkpleegouders, zij die zich nooit formeel hebben aangemeld als pleegouders. Heeft de gemeente hier aandacht
voor en op welke wijze komt dit tot uiting (mogelijk hebben we het hier over 50% van de pleegzorg – een aanzienlijk aantal dus). Liggen hier verbindingen met bijv. Manteling?
Ons antwoord
Opvang binnen het sociale netwerk van familie of kennissen met vertrouwde normen en waarden is voor een kind meestal minder ingrijpend en verdient de voorkeur boven plaatsing
bij vreemd gezin (een ‘bestandsgezin’ van een pleegzorgaanbieder). Als dat informeel kan vinden wij dat zeker een belangrijke mogelijkheid. De ondersteuning wordt soms wel lastiger omdat er bijv. geen pleegvergoeding kan worden gegeven (dat kan alleen als er een gemeentebesluit of beschikking van de kinderrechter ligt en een pleegcontract is geregeld). Het vinden van alternatieven voor financiële ondersteuning is niet eenvoudig. Het formaliseren van de pleegzorg vanuit het netwerk blijkt dan meestal gewenst om
gemakkelijker de passende hulp en steun te organiseren. In de praktijk zijn ook 36% van de formele pleegzorgplaatsingen in Zeeland van oorsprong netwerkpleegouders (vaak
grootouders). Maar wij hebben inderdaad aandacht voor informele (pleeg)zorg als belangrijk potentieel om mogelijke pleegouders te vinden. Er zijn ideeën om voor kwetsbare gezinnen in een vroegtijdiger stadium te zoeken naar krachten in het netwerk die die rol kunnen vervullen (‘family finding’). Dit kan voorkomen dat bij escalatie van de problemen kinderen opeens in vreemd crisisgezin moeten worden geplaatst. Dit zoeken vergt wel meer inspanning en daarmee inzet vanuit partijen. We hebben nog geen verbinding met Manteling (mantelzorg) gezien en nemen uw gedachten hierover mee.

Vraag 10.
Het frequent wisselen van pleegzorgbegeleiding (vanuit zorgaanbieders) lijkt eerder structureel dan incidenteel te zijn. Welke informatie hebt u hierover en op welke wijze gaat u
in de toekomst de continuïteit van pleegzorgbegeleiding bij pleeggezinnen optimaliseren?
Ons antwoord
Dit is een aandachtspunt dat wij - met u - zeer serieus nemen. Personeelsverloop en – wisselingen lijken vooral veroorzaakt door reorganisaties bij instellingen die weer het gevolg zijn van de overheidsbezuinigingen. Om de pleegzorg hierin tegemoet te komen hebben wij als maatregel in 2017 tussentijds de pleegzorgtarieven verhoogd. Van zowel van de aanbieders als van Pleegoudersupport Zeeland hebben vernomen dat dit rust heeft gebracht en nu minder wisselingen van personeel plaatsvinden. Wij zullen dit blijven volgen.
Daarnaast zien we in de hele jeugdzorgsector een groeiende arbeidsmarktproblematiek ontstaan. Dit wordt een van de belangrijkste opgaven waarvoor het Zeeuwse zorglandschap
van specialistische jeugdhulp de komende jaren staat. De Zeeuwse gemeenten trekken samen met zorgaanbieders en sociale partners op om hiervoor plannen te ontwikkelen.

Wij gaan ervan uit u hiermee in voldoende mate te hebben ingelicht.

Hoogachtend,
burgemeester en wethouders van Vlissingen,
de secretaris, de burgemeester,
mr. drs. ing. M. van Vliet drs. A.R.B. van den Tillaar